Thuis in Parijs

Niets zo fijn als mezelf even twee dagen Parisienne wanen. Dit keer in het 8e arrondissement vlakbij de Arc de Triomphe. Wat ben ik dan weer blij dat ik vroeger bij mijn tante in Tours mocht logeren. En elk jaar een week druiven ging plukken tussen ‘les paysans, les chomards et les étudiants’. Vandaar dat ik die Franse slag zo goed beheers.

Parijs is echt anders dan alle andere steden: grotesk en pittoresk, aimabel en indrukwekkend, innemend en eigenzinnig, verrassend en vertrouwd. ‘s Morgens ren ik rond een uur of acht langs de Seine. Vanaf de Eiffeltoren tot de Pont-Neuf. Daarna maak ik een U-turn en loop via het Louvre en de Tuileries  langs het reuzenrad-Roue terug naar mijn hotel. Wat voel ik me hier thuis.

Ik ben echt de grootste verhuisliefhebber die ik ken. 13 keer verkaste ik in Amsterdam centrum van de ene naar de andere kamer. En ik vond het heerlijk. Elke keer weer. Zou zo morgen mijn spullen weer pakken en overmorgen naar Parijs verhuizen. Maar ik doe het niet. Soms is het fijn om nog even door te dromen. A bientôt Paris!

Moederdag

‘Had je echt niet hoeven doen hoor’, placht mijn moeder te zeggen als ik weer eens iets geknutseld had. Toch maakte ik elk jaar weer een nieuw moederdag-item. Het eerste was een schilderijtje van een vaas bloemen. Die vaas bloemen stond in de klas op het bureau van Juffrouw Tonnie. Zo heette ze. Ik was net zes.

Mijn bloemen leken alleen verwelkt. Ik stak mijn vinger op en vroeg de juf wat ik eraan kon doen. Ze wist raad! Ze pakte een hele dikke kwast – zo een waar je muren mee verft- en doopte die in de lilakleurige achtergrondverf. Twee streken en hup weg waren mijn verwelkte bloemen met vaas en al.

Daar had ik dus twee dagen op zitten zwoegen. Ik begon opnieuw. De vaas en de bloemen werden er niet veel beter op. Gelukkig deed ook toen pakpapier wonderen. Ik weet niet meer hoe mijn moeder reageerde maar het schilderijtje leek van de aardbodem te zijn verdwenen na moederdag. Jaren later vond ik het terug en hing ik het op een prominente plek in de hal. Niemand die het weg durfde te halen. Zo kreeg ik toch nog wat voldoening voor mijn gezwoeg,

En nu ben ik zelf al weer een jaar of 16 moeder. Elk jaar ben ik oprecht blij verrast met alles wat ik krijg. Het schilderijtje met madeliefjes in een vaas en daaronder de legendarische tekst: ‘Ma-de-liefste’  hangt nog op mijn werkkamer. Net als het hartje van wol en de papieren egel waar ik bonnetjes in kan steken.

En vandaag krijg ik een lijstje waar Lynn met gedroogde bloemen en bladeren ‘LOVE’ heeft geschreven. Te lief. Het zal wel het laatste knutselwerk zijn. Op de middelbare heb ik ze er niet meer op kunnen betrappen. Ik zet het in de keuken. Net zolang totdat ze zelf zegt: ‘kan dat lijstje nu eindelijk weg?’. Ik ben er wel klaar mee.

Fijne dag allemaal!

Kiplekker

Welke kip voelt zich tegenwoordig nog lekker? Ik denk geen één. Nou heel misschien die biologische scharrelkip uit de Allerhande van deze maand. Die heeft het namelijk echt reuzeleuk. De boer en boerin doen er echt alles aan om ervoor te zorgen dat deze kippen zich nooit vervelen. ‘Ze hebben zelfs niet eens de neiging om elkaar te gaan pesten’. Dat citeer ik dus uit de Allerhande.

En die allerhande kippen die het echt enorm naar hun zin hebben, smaken ook veel lekkerder. Dat blijkt wel op de volgende bladzijde waarop een foto prijkt van zo’n kip in kleine stukjes door een overheerlijke salade. En als ik verder blader, zie ik de kip die eerst nog liep te genieten en met haar veren liep te pronken, geplukt in een schaal liggen. Allerhande weet precies wat we bedoelen met kiplekker.

Ik overweeg wederom om vegetarisch te worden. Ook al weet ik dat kip heel goed is voor het herstel van mijn spieren na alle sportinspanning. Maar ik voel me allesbehalve kiplekker na het lezen van deze Allerhande. Sojalekker is misschien een betere aanduiding voor onze gemoedstoestand anno-nu. Krijg ik tenminste ook geen ruzie met alle scharrelende actiegroepen.

Ik denk dat ik morgen stem op de partij voor de sojabonen.

Olympische onzin

Nu de Olympische Winterspelen voorbij zijn, ebt ook langzaamaan mijn ‘gemiste kans’ gevoel weer weg. Gelukkig maar. Ik had natuurlijk ook ooit mee willen doen aan de winterspelen. Maar ergens heb ik die kans laten liggen. Verkoos ik de feestjes boven de slalomtrainingen. En omdat mijn ouders dat soort sportuitdagingen niet zo belangrijk vonden voor mijn broer en mij, is het er dus nooit van gekomen. Achteraf spijt natuurlijk.

Maar als de spelen dan beginnen, kijk ik naar de sporthelden die echt alles geven om die felbegeerde titel binnen te slepen. Er wordt geknokt, geleden en gestreden. Dit is topsport in de hoogste categorie. Hier doe je niet ‘even aan mee’ omdat je best aardig schaatst, skiet, snowboardt of kunstrijdt. Dit is het verschil van 1-honderdste. Hier strijden toppers tot ver boven de verzuring.

En dan begint de Curling wedstrijd. Dit kan toch niet waar zijn. Hoeveel steekpenningen heeft het Olympisch Comité aangenomen om deze sport tot een olympische te verheffen? Er was dus iemand die dacht: ‘ik zou best ook eens naar de Spelen willen. Ehhh, even denken: Jeu de Boules op ijs doen ze nog niet’. En voila: daar had je de eerste Olympisch Kampioen Curlen. Frans Bauer presenteert deze olympische sport op amateur niveau. En ik denk eigenlijk dat alle deelnemers ook zo mee kunnen naar Peking over vier jaar.

Curling is toch niet te vergelijken met al die topsporters die extreme prestaties leveren? Dit is bingo in het kwadraat. De hartslag van deze sporters komt niet eens boven de honderd denk ik zo. Wie o wie heeft dit bedacht?

En als Curling mag, dan mag Jeu de Boules zeker meedoen bij de zomerspelen. Zelf wil ik dan graag meedoen in de categorie ‘zandkastelen bouwen’. Kan ik verder dromen over mijn Olympische Sprookje.

Olympisch lesje tijd winnen

Tijd heelt alle wonden, zeggen ze weleens. Nou als je op acht honderdste olympisch goud verliest dan is tijd even je grootste vijand lijkt me zo.

Ik refereer hier aan de schaatscoryfeeën van dit weekend die strijden voor de Olympische titel. Natuurlijk gaan ze gouden plakken binnenslepen. Maar als je even goed kijkt, realiseer je je dat het hier draait om seconden of beter: duizendsten van seconden. Kun je echt trainen om op een tiende het verschil te maken? Ja dus. Kramer hield twee rondjes een tiende in zodat ie in de laatste ronde vier tiende kon inlopen . Een keer te veel knipperen met je ogen weerhoudt je van goud.

Ik probeer me even in hun situatie te verplaatsen als ik weer eens – zo’n vier keer per week- hardloop met mijn Strava-app als coach. En na een rondje van 10 km zie ik waar mijn ‘verbeterpunten’ zitten. De langzame kilometers waar ik het liefst mijn hond de schuld van geef, moeten echt harder. En mijn langzame rondjes onderscheiden zich van de snelle door een verschil van 20 seconden. Ook daar kan ik nog wat tijd winnen.

Maar deze sporthelden bikkelen dag in dag uit om misschien wel die ene duizendste seconde sneller te gaan op het moment suprême. Hulde en respect!

Mijn grootste leerpunt is dat je veel beter rustig kunt starten  om aan het einde extra tijd te pakken. Zo heb ik dat nooit eerder bekeken. ‘Een goed begin is het halve werk’, dacht ik altijd. Mooi niet! Ga ik morgen lekker een uurtje later werken. Dat haal ik ’s middags dubbel en dwars weer in.

De keerzijde van de medaille

Precies een week geleden, liep ik nu te bikkelen door het mulle zand op het strand van Egmond.  21 kilometer lopen telt namelijk alleen als je dat officieel doet met startnummer, chip en… medaille.

En we waren niet de enigen. Nog 20.000 andere loopvrienden kwamen op hetzelfde idee. Alles leek mee te zitten. Althans, we praatten alles goed voor onszelf. ‘Wat een mazzel dat we zoveel file hebben onderweg. Hoeven we tenminste niet zolang te wachten voor de start. En wat fijn dat we maar liefst twee kilometer van de start een parkeerplek vinden. Kunnen we alvast inlopen. En wat lekker dat het vloed is. Hebben we allemaal een excuus om ons pr niet te halen dit jaar’.

Twee uur lang ploeteren over het strand en op en af de eindeloze duinen door. Ik weet eigenlijk niet waarom ik het steeds weer doe. Elk jaar denk ik: dit is de laatste keer! Maar toch sta ik er dan weer. Volgend jaar waarschijnlijk ook.

Om half zes ’s avonds rijden we voldaan terug. ‘We did it’ en die andere 20.000 ook. Bij thuiskomst vragen mijn dochters wat ik allemaal gedaan heb vandaag? Nou gewoon 21 km gerend. ‘Maarre dat duurt toch niet de hele dag?’ Jawel, in Egmond wel. Trots laat ik mijn medaille zien.

Vandaag, precies een week later, wandel ik een rondje vesting. Ik haal het net. Ik ben namelijk na Egmond geveld door de griep. Maar dat vertel ik natuurlijk niemand. En Ik zet het zeker niet op Facebook. Ik kijk wel uit. Ook onbenullige medailles hebben dus een keerzijde.

Lieve Knorretje

Daar hang je dan aan het spit in een of andere nagebouwde après-ski-setting. Best knap voor een boerenvarken om zo op te klimmen tot een Gooisch patioterras tussen allemaal semi- en minder semi hoogopgeleide Gooische -en minder Gooische- kakkers en mutsen. Skimutsen wel te verstaan.

Zo stond je vorige week nog in de wei en rolde je een paar keer lekker door de modder. Heerlijk was het. Hemelse modder noemen ze dat in biggetjesjargon. Vroeger mijn favoriete toetje! Maar ja jij hebt tenminste door de modder mogen rollen, zei de slager. En de slager kan het weten!

Mijn dochter hoopt trouwens nog steeds dat je gewoon zelf bent doodgegaan. En ik wil dat zelf ook graag geloven. Dat eet namelijk lekkerder. Hoe minder vlees op dier lijkt, hoe beter het is. Niet waar? Net zoals je bij heerlijke, malse lamskoteletjes nooit aan die lieve, kleine, schattige lammetjes moet denken. Maar juist aan vieze, verlopen, domme schapen die vanwege hun leeftijd nog net doorgaan voor lam.

Lam is misschien een leuk bruggetje naar de status waarin de Gooise en minder Gooise gasten zich halverwege de meeste (kerst) diners begeven. Om toch een beetje aan de harde realiteit te ontsnappen. Aan serieuze hockeywedstrijden, Cito-toetsen, zaalselecties, tenniscompetities en ijshockeytoernooien met alle gevaren van dien!

Enfin, we staan dus in een après ski setting omdat vrijwel iedereen hier her en der een wintersportweekje heeft geboekt. Skiën is nu eenmaal een vereiste om hier überhaupt te kunnen wonen.

Maar wij zijn helemaal niet zo Goois hoor! Dat Gooise imago: daar doen wij niet aan mee. Nee wij zijn anders dan alle andere Gooise kakkers en mutsen. Wij zijn hip en cool. We wonen toevallig in het Gooi maar dat had net zo goed een Brabants boerendorp kunnen zijn! Hadden we ook in de tuin gestaan, met een Knorretje aan het spit. Alleen dan hadden we ‘m waarschijnlijk eerst zelf de fles gegeven en opgevoed. Had ie echt een luizenleventje gehad. En aten we ‘m alsnog op.

Jongens, mijn maag knort! Fijne kerstdagen allemaal. Ik ga eens even bedenken of vegetariër worden een van mijn nieuwe voornemens is voor 2018!

Code Oranje

Altijd weer een spannend bericht in de donkere dagen: CODE ORANJE. Ik heb dan ook gisteravond alle Jozo-zoutpakken uit de supermarktschappen opgekocht en de straat van een wit laagje voorzien.

En natuurlijk liggen mijn sneeuwkettingen al om en hangt mijn ski-outfit klaar. Dit wordt mijn favoriete decemberdag. Skiën op de Vestingwallen. Dat kan namelijk alleen met code Oranje. Bovendien is het extra leuk omdat je niet uit hoeft te kijken voor de auto’s. Die rijden niet omdat het levensgevaarlijk is om je huis te verlaten. En als de KNMI het zegt dan is het zo.

Hebben we een keer kans op sneeuwpret: is het meteen weer levensgevaarlijk. Ben toch benieuwd wie die Code Oranje bedacht heeft. Zou het iets zijn om het oranjegevoel weer wat op te vijzelen, nu we niet meedoen aan het WK? Er moet iets achter zitten.

Nou ja, daar loop ik dan door de straat met mijn bivakmuts op, twee thermo’s aan, spikes onder en met skistokken. Gelukkig ziet niemand het. Want binnenblijven is het devies.

Kleur bekennen

Tijdens tekenles in de eerste van de middelbare school moesten we een kleurenpalet maken in een vierkant met 64 hokjes. Met de primaire kleuren, rood blauw, geel, wit en zwart kun je dus alle kleuren fabriceren. In de kleine vakjes van 1 bij 1 centimeter moest je de uiterst zorgvuldig gemengde kleuren aanbrengen. Binnen de lijntjes natuurlijk. Gek genoeg had ik behoorlijk veel moeite met die opdracht. Niet vanwege het mengen maar vanwege die irritante lijntjes.

Gelukkig kwam ik weg met een mager zesje voor deze tekenopdracht.

Ik kom hierop omdat er op de werkvloer een kleurensysteem schijnt te zijn waarin je alle collega’s kunt onderbrengen. Nu is mijn lievelingskleur blauw maar als ik iets niet ben volgens dit kleurensysteem dan is het wel blauw. Dat staat voor punctuele lineair denkende mensen die lijstjes op alfabet maken en ze in die volgorde afwerken.

Geel staat voor chaotische creatief. Rood is ambitieus en scherp. En groen staat voor geduldig en beschouwend. Ik zit dus ergens tussen rood en geel in, oranjerood dus. Vuur denk ik dan. Nou, dat kan kloppen want ik houd van ijskoud water. Zo blijf ik in balans. Is die cirkel ook weer rond. Maar tegelijkertijd kan ik prima plannen en denk ik in oplossingen. Welke kleur daarvoor staat? Geen idee. Ik zal wel weer tot de Kameleons horen. Soms groen of lichtblauw, dan weer rood, geel, oranje en paars.

Ach, laten we het vooral niet zo zwart wit zien. Dan verzanden we al snel in de grijze muizenmassa. En daar willen we van wegblijven toch. Net als van het gekleurde hokjes denken.

Voortaan gewoon mengen die kleuren zodat er wat nieuws ontstaat. Goed voor de teamspirit en voor de afwisseling. En die lijntjes kunnen we dan ook wat oprekken. Dat geeft weer wat ruimte voor nieuwe ideeën.

Reislijstje

Een weekendje weg met mijn dochter! Te lekker. Even ons meeneemlijstje checken en we kunnen vertrekken. En behalve relaxen, hoeven we dit weekend helemaal niets. Maar eenmaal op de hotelkamer in hartje centrum Barcelona vraagt Nikki ‘ wat gaan we doen’. Tja laten we dan toch maar een lijstje maken. Logisch. Je kunt niet naar Barcelona vliegen en drie dagen op je hotelkamer bivakkeren. We gaan fietsen huren. Gelukkig spreekt de verhuurder Nederlands. We beginnen ons al een beetje huis te voelen. Al fietsend en zwenkend door de Spaanse steegjes die ‘carrers’ heten, verkennen we de stad. En steeds komen we linksom of rechtsom weer bij het pleintje uit waar we de eerste dag lukraak belandden.

Daar is de jongen met de blauwe blouse, die zo mooi zingt. Elke dag komen we hem tegen. Terwijl hij niet op het lijstje staat. Het kan haast geen toeval zijn. We zwaaien en klappen. Hij straalt ervan.

We zwaaien steeds weer naar de aardige meneer van de zonnebrillenwinkel die vertelde dat zijn vader voor en zijn moeder juist tegen de onafhankelijkheid is. En waar het ‘m nou precies in zit. Het wordt steeds meer ‘onze stad’. En als we onze oude buren tegenkomen zomaar op een willekeurige hoek van de straat terwijl we onderweg zijn naar de Flamingo voorstelling, weten we het zeker: toeval bestaat niet, ook niet in Spanje. En wat is het toch fijn om in een relatief onbekende stad meteen wat herkenningspunten te hebben.

Nu alleen nog even hardlopen en in de zee zwemmen. Dan is ons weekend  helemaal compleet en het lijstje afgevinkt. We besluiten om nog één keer te lunchen op het dakterras. Daar kennen ze ons tenminste. En ja hoor! Ola chicas, hasta la proxima.