Puberbrein

Met drie dochters van inmiddels 13, 15 en 16 begin ik steeds meer thuis te raken in de onnavolgbare denkwijze van pubers. Eigenlijk is het heel eenvoudig. Elke redenering is erop gericht om hun ondoordachte plannen zo snel en liefst zo goedkoop mogelijk uit te voeren.

Logisch ook. Want als ze heel lang wachten met deze plannen dan zien ze zelf dat het misschien niet zo’n goed idee was. Bijvoorbeeld die confettibom in de auto van oma laten exploderen. Onder het mom: kan ze lekker lang nagenieten van haar verjaardag!

Of om 22.30 uur ’s avonds bellen dat je twee dorpen verderop gaat lasergamen omdat dat na 23.00 uur goedkoper is. Om er daarna achterkomen dat er ’s nachts geen bussen meer rijden. 

En mijn puberdochters kunnen zelf nooit ergens iets aan doen. Zo vindt mijn oudste het onbegrijpelijk dat haar sleutels altijd kwijt zijn precies op het moment dat ze naar school moet. En in haar zoektocht naar haar sleutels, realiseert ze zich dat ze haar dagelijks wachtende vriendinnen even moet appen om te zeggen dat ze ‘iets later’ is. En dan, precies dan, blijkt ook haar telefoon kwijt te zijn. Totale paniek. 

Ik begrijp de chaos en bel haar nummer. Ze dendert de trappen op en af en vergeet dat het efficiënter is om heel even stil te zijn en te luisteren waar deze hiphop-tune zich nu weer bevindt.

Ja, ze heeft ‘m. Ze slaat de deur dicht en gilt nog na dat ze mijn fietssleutel mee heeft en dat ze geen idee heeft hoe laat ze vandaag thuiskomt.

De stilte keert terug. Ik zie manou’s sleutel liggen, haar gesmeerde boterhammen en haar schoolpas. Ik zucht. Het komt wel goed met ‘r. Nog even een paar chaotische jaren om daarna wellicht een keer orde te scheppen. 

Vooraan in de rij

Een maand of twee geleden alweer. Ik denk dat ik het heb verdrongen. Ik zou kaartjes voor Jochem Myjer regelen. Voor de hele buurt. Dat had ik tijdens het straatfeest plechtig beloofd aan alle kinderen. Geen moeilijke opgave, zo leek me. 

De verkoop startte stipt om negen uur zaterdagochtend. En ik zat stipt om zeven uur met zes laptops, vier mobiele telefoons en twee iPads klaar om toe te slaan.

Misschien wat veel en wat vroeg maar ‘je weet het nooit’, dacht ik nog. Ze zetten die deur toch vast wel op een kiertje. Net als vroeger dat je dan voor zonsopgang in je slaapzak in de rij lag en de theatermensen om de hoek kwamen kijken of het al druk genoeg was. Zo ja, dan begonnen ze gewoon wat eerder met de verkoop. De rij moest toch worden afgewerkt en op, was op.

Maar nu heb je geen idee waar je staat in de rij. Ja, op je scherm staat dan dat je nummer 12.000 bent. Dat kan natuurlijk niet als ik al vanaf zeven uur nadrukkelijk rondzweef in de ether om deze felbegeerde kaartjes te bemachtigen. Ik eis meer helderheid in de online rijen. 

‘Als je iets graag wilt, sta je vroeg op’, zo ben ik het gewend en dat wil ik graag zo houden. Ik begin toch te twijfelen. Zou 7.00 uur gewoon te laat zijn. Had ik om 4.00 uur ’s ochtends al online moeten oppoppen? Had ik toch een premium account moeten nemen? Of had ik Jochem misschien vaker moeten retweeten? Of had ik gewoon tien lovende columns over ‘m moeten schrijven? Ik heb geen idee. Bij Adele, Marco Borsato en Youp ging het trouwens precies hetzelfde.

Anyway: Jochem, doe nog wat extra voorstellingen. En als het nodig is, ga ik wel weer in de slaapzak voor de deur liggen. Voor zijn huisdeur dan!

New York, New York

Joelende sirenes, voorbijschietende taxi’s en adembenemende wolkenkrabbers. Ik vind het heerlijk. Hier kan echt alles. En iedereen vraagt hoe het met je gaat. Policy: ‘how are you? Thank you I’m fine. And you?’ Met iedereen gaat het goed. Dat hoort bij de policy.

In de shops vraagt de verkoper mijn naam. Om daarna bij elke broek die ik pas te roepen: Oh Lies, these jeans are made for you. They’re lovely. Hilarisch.

Tot we op Ground Zero staan. Wat een memorial statue! Zo overweldigend indrukwekkend. Twee immense vierkanten kraters waar van elke zijde een eindeloze watermassa als een weefgetouw in miljoenen fonkelingen naar beneden stroomt. 

We staan stil. Heel stil.

De dag erna ren ik alweer door Central Park. Langs het prachtige Jacky Kennedy Onassis Reservoir. Om 8.00 uur hoor ik mensen juichen, gezang. Er is een optreden van een populaire zangeres. Goodmorning New York roept ze. Ik dein door de dansende massa. Maak een filmpje. En als ik thuis ben, vertel ik mijn dochters dat er een geweldig concert is. Of ze nog mee willen? Nee natuurlijk niet. We slapen. In de stad die nooit slaapt. 

Bye New York .

Uurtje extra

Tijd is geld dus dat uurtje extra is pure winst. In alle opzichten. En het gebeurt niet vaak dat je tijd cadeau krijgt. Dus als dat zo is, dan moet je het wel goed benutten. Ik ben altijd al voorstander van lucratief sparen. Maar dan heb ik het over geld en niet over tijd. Potje over noem ik dat. Bijvoorbeeld als je sinaasappels koopt en die blijken in de aanbieding te zijn. En nog beter: als je naar de film wilt maar die blijkt uitverkocht. Dan heb je twee tickets bespaard. En als iemand je een parkeerkaartje geeft omdat ie een uur teveel erin had gegooid. Kleine potjes over. 

Maar vandaag wil ik mijn ‘potje over’ aan wintertijd efficiënt invullen. Ik reken het uurtje om naar mijn uurtarief en koop er direct nieuwe hockeyschoenen voor. Die heb ik dan maar binnen. Gratis en voor niks. Bovendien moet ik toch hockeyen vandaag.

Toch heb ik mijn twijfels bij het moment waarop we die klok terugzetten. Als we dat moment voortaan zelf kunnen bepalen, voelt het ook echt als extra tijd. Mijn dochter is het met me eens. ‘Als ze het nou eens vlak na de middagpauze doen. ’ Of aan het eind van een hockeywedstrijd als je achter staat. Kun je mooi nog even terugkomen.  Of toch maar gewoon tijdens dat feestje. Extra dansminuten zijn immers altijd goud waard. 

Al mijmerend over mijn zee aan extra tijd, zie ik appjes in kapitalen binnenploppen: ‘WAAR BLIJF JE? SCHIET OP!’ Ik heb me een uur vergist. Over vijf minuten begint mijn wedstrijd. Ik race tegen de klok en ren vlak voor het startsignaal het veld op.

En dan weet ik wat ik ga doen met gewonnen tijd. Ik ga mijn klok dit jaar gewoon NIET terugzetten en hou dat uurtje extra vast. Heb ik permanent tijd over. Hoe lekker. Alleen niet vergeten om het voor de zomertijd te verzilveren anders is het toch echt een verloren uurtje.

Uit de verhuisdoos

Dol op verhuizen ben ik! Past bij mijn freelance-mentaliteit. Vrijheid blijheid. En verandering van spijs doet eten. 

Tot mijn 18e woonde ik in een oude pastorie in Made. Absoluut een bijzonder huis maar wat wilde ik graag ‘verhuizen’. Gewoon omdat ik wel eens wat anders wilde. Nieuw zijn in een klas, nieuwe kamer, andere spullen, andere fietsroute. Gelukkig heb ik die verhuisdrang ruimschoots ingehaald in mijn studententijd. Maar liefst dertien keer ben ik verkast in het centrum van Amsterdam. Uiteindelijk had ik alleen nog een matras en een losse tas kleren over. Dat maakte het makkelijker om van woning te switchen. En elke keer vond ik het weer heerlijk om te komen en om te gaan.

Maar nu verhuis ik met een heel gezin. En mijn meisjes vinden het geweldig. Ik heb ze immers honderd keer verteld hoe leuk het is om te verhuizen.  Alleen moet ik de verzamelde spullen van 9 jaar nog even rangschikken, sorteren, selecteren en daarna weggooien of inpakken. Die volgorde ongeveer. Alle herinneringen passeren de revue: geboortekaartjes, crèche-verslagen, foto’s van mijn lagere school, liefdesbrieven uit mijn tienertijd, overlijdenskaarten en talloze sinterklaasgedichten die haarfijn de karakters van mijn familie vertolken.

Wat een chaos, maar wat een mooie verzameling aan belevenissen. De keuken spant trouwens de kroon. Eerst vind ik Italiaanse kruiden uit 2005. Kikkererwten uit 2002. Kan het erger? Ja achterin staat een potje met een datum die ik alleen met een vergrootglas nog net kan ontcijferen. Kleurstof uit 1999. Ik pak de hele la en kieper ‘m integraal in de vuilniszak. Schone lei graag in mijn nieuwe keuken.

En die herinneringen bewaar ik. In een doos waarop ik met zwarte stift in blokletters schrijf ’belangrijk dus bewaren’. De dag van de verhuizing roept een van sjouwers: wat heeft u veel belangrijke spullen ‘. ‘Ja ‘ lach ik: ‘ en de belangrijkste zitten in mijn geheugen. Kan je nagaan hoe vol het daar is’. 

Marathon mentaliteit

Als fervent hardloper draai ik mijn hand niet om voor een kilometer of tien. Maar een marathon lopen is toch net weer even anders. Eén uur is prima, twee uur gaat nog maar daarna Is het echt saai. Dan wordt het namelijk routine. En aangezien ik sowieso niet van routine houd, moet ik me daar mentaal op voorbereiden. 

Ik gebruik hiervoor de wekkertactiek. Avondmensen herkennen dit direct. Klok vooruit en wekker iets te vroeg zodat je tijdens het snoozen nog even door mag slapen. En omdat je klok voorloopt hoef je je na de snooze, nooit te haasten. 

Zo doe ik dat dus ook met de marathon. Om te beginnen stel ik me in op 44 kilometer in plaats van 42. Die eerste 26 red ik wel. Daarna is het dan nog maximaal twee uur. Prima dus. Blijf ik net buiten de routine. Bij de 40 zeg ik tegen mezelf dat de marathon toch maar 42 is. Heb ik aan het eind mooi twee kilometer gewonnen.  En hoe harder ik loop, hoe sneller ik er ben.

Waarom ik die marathon morgen eigenlijk ga lopen? Dat vraag ik me ook wel eens af 🙂

FairPlay

De vakantie loopt ten einde en de meeste hockeyteams zijn weer aan hun trainingsprogramma begonnen. Enthousiaste meisjes en jongens die maar wat graag sporten. Vandaag is de eerste oefenwedstrijd, om in het ritme te komen, zeg maar. Vrolijk kom ik aangelopen en zwaai ik naar mijn dochter in het veld. Een kritische blik van een van de ouders ‘je zwaait toch niet naar iemand in het veld’. Ik negeer het maar en glimlach iedereen gedag. En ik stel me voor aan alle nieuwe ouders. Een eindje verderop staat een hoofdschuddende vader van de tegenstanders. Hij ziet er gestresst uit. Zeker als je bedenkt dat het nog vakantie is. 

Ik vraag vriendelijk wat er aan schort.  Hij slaakt een diepe zucht: ‘die scheids heeft al twee keer onjuist gefloten, dat kan toch niet’. Ik schiet in de lach `die zit dan vast nog in de vakantiemodus, ’t is een oefenpotje toch?’ 

Hoofdschuddend loop ik door. Dit kan toch niet waar zijn. Ik knijp mezelf. Au, het is echt zo. 

Kom op collega-ouders: relax, kijk en geniet. Want voor je het weet, willen ze helemaal niet meer dat je komt kijken. En dan sta je alleen thuis te hoofdschudden. Omdat je niet begrijpt waarom je niet meer langs het veld gewenst bent.

Succes scheidsen, zet ‘m op. Ik ben onpartijdig, dus altijd voor jullie!

Blue Curaçao

Mijn eerste Blue Curaçao dronk ik op mijn dertiende op een Limburgs familiefeest. Ik weet het nog precies. Mijn favoriete neef gaf me het azuurblauwe drankje onder het mom: ‘Lies het is borreltijd en ook al ben je de kleinste van de familie, dan mag je best wat lekkers drinken’. Alle ooms en tantes zaten al vanaf 13.00 uur aan de wijn of misschien eerder. Het waren superleuke feestjes met eindeloos veel Limburgse vlaaien en andere lekkernijen. Bourgondische feestjes zeg maar.

Terug naar die Blue Curaçao. De kleur alleen al maakte het woest aantrekkelijk om snel op te drinken. En de zoete nasmaak bevestigde dat nog eens. Nog eentje dan. En nog een. 

Mijn neef en zijn vrienden hadden zichtbaar veel lol omdat hun drankje gretige aftrek vond bij dat kleine meisje uit Brabant. Toen ik een vierde vroeg, besloten ze dat het tijd was om te vertellen dat er alcohol in zat. En dat ik dat misschien tegen mijn ouders moest zeggen voordat we twee uur naar huis gingen rijden. De dag erna werd ik wakker. Met zeeblauwe weemoed dacht ik teug aan dat verrukkelijke blauwe drankje. 

Deze week zijn we in Curaçao. Elk baaitje ademt azuurblauwe, zoetzoute zeelucht. Elke dag zwem ik in mijn blauwe bikini, met mijn blauwgepakte nagels in deze adembenemende turquoise zee en denk ik even terug aan dat familiefeestje op mijn dertiende. 

Mijn dochter en ik hebben het warm en de zee verkoelt ons niet. Twee Blue Curaçao met ijs graag!

Duurzame die-hards

Op mijn 17e werd ik fan van De Dijk. De geweldige songteksten, de sfeer, de band zelf en de rauwe stem van Huub. Mijn middelbare schoolvrienden en ik leerden alle nummers  uit ons hoofd. Ik draaide het bandje grijs op mijn walkman en zong uit volle borst mee. En ja natuurlijk zong ik geen zuivere noot, maar dat maakte me toen nog niets uit. Nu wel. Daarom componeer ik teksten in plaats van songs.

Nostalgie dat onze Dijkvrienden nog steeds spelen. En des te bijzonderder dat een van mijn eindexamenvrienden net een boek heeft uitgebracht met de titel ‘Lef en Moed’, gebaseerd op de fabuleuze songtekst van onze favoriete Dijk. Ze zongen over de toekomst. En die toekomst is nu. 

‘We hadden geen lef en geen moed, we waren te druk met ons eigen geluk’. Het gaat hier over DUURZAAMHEID. En dit is een wake-up-call. Natuurlijk zijn we druk bezig met de verduurzaming. En de zonnepanelen binden we nu nog als Friese doorlopers op onze daken. Dat gaat heus veranderen. De klapschaats is ook pas later bedacht! Daarom zijn er straks ongetwijfeld gevels en dakpannen met geïntegreerde  zonnepanelen. Dus ja heb vertrouwen. 

Maar nee, het gaat niet vanzelf. Er is lef en moed voor nodig. We zullen moeten veranderen. En zoals een van de sprekers tijdens de boekpresentatie zei: ‘een verandering doorvoeren is eigenlijk hetzelfde als mensen van hun verslaving afhelpen. We vervallen nu eenmaal graag in routine. Dat voelt veilig en is in feite verslavend. Probeer maar eens een corporate bank te veranderen. Niet te doen. Iedereen die daar werkt, wil graag alles blijven doen zoals ie altijd deed’. 

Het blijft grappig. Dit thema komt altijd weer terug op mijn pad. Mijn pad naar… geen idee. Maar elk pad mondt uit in nieuwe wegen, nieuwe kansen. En ik kijk sinds de boekpresentatie met een stuk duurzamere ogen naar het pad dat ik bewandel. Ik ga ervoor zorgen dat meer mensen dit pad weten te vinden. Bovendien is samen oplopen super inspirerend. 

Hockeymutsen

Sinds vijf jaar beoefen ik een nieuwe favoriete sport: dameshockey, of beter veterinnen-hockey. Dat is met 20 vrouw in een team wekelijks ploeteren om maar in de klasse te blijven van afgelopen jaar. En als dat lukt, dan zijn we zeg maar niet ouder geworden. Kunnen we nog steeds koelbloedig zeggen dat we pas 42 zijn. Maar O wee als we degraderen. Dan doen we dat op alle fronten. Dan dalen we in aanzien! Op het veld maar ook op het terras. Voor, achter en op de bar. En erger nog: dat maak je als veterin nooit meer goed. 

Veterin is trouwens sowieso een vrij seksloze term die nodig aan verfrissing toe is. Het is al best zwaar dat hockey boven de veertig. Als je dan ook nog Veterinnen heet of nog erger VET A,B C of D dan wordt het er niet beter op. XL vinden we ook niet heel aantrekkelijk en senioren willen we nog verre van blijven. Dan wordt het straks rollator hockey. Nee we houden het toch maar zo.

Veterinnen hockey is gewoon voor de echte bikkels die in het gras hebben leren hockeyen. In een te grote rok of overgooier. Waarbij iedereen je onderbroek zag als je een sliding maakte. Eigenlijk ben ik dus helemaal geen echte veterin want ik ben pas net begonnen. En stiekem ben ik daar best blij om. Heb ik tenminste gewoon een hip rokje met een broekje eraan vast. En heb ik niet door de graspollen de bal hoeven zoeken. Dat ik dan toch nog steeds Veterin heet, neem ik wel voor lief. 

Op naar een nieuw seizoen in hopelijk dezelfde klasse 🙂